Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij hadt ze [10]met den afgrond als een kleed [11]overdekt; de wateren stonden boven de bergen. 10. Dat is, met de diepe en grondeloze wateren, die God op den eersten dag geschapen heeft; Gen.1:2. 11. Te weten, van het begin der schepping tot aan den derden dag, in welken eerst het aardrijk droog geworden is; Gen.1:9,10. De wateren hebben ook het aardrijk ten tijde van den zondvloed overdekt; Gen.7:19.